Als ze op die kansel staat, beseft ze terdege de historische waarde van die plek. Al vanaf de veertiende eeuw wordt hier uit de Bijbel gelezen. Vanaf het moment dat Jessa van der Vaart (1973) theologie ging studeren grepen de Bijbelverhalen haar. Dát zij theologie ging studeren lag dus niet voor de hand. In eerste instantie koos ze, gebaseerd op haar liefde voor lezen en schrijven voor een studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Maar na ongeveer anderhalf jaar begon ze iets te missen: ‘Ik was een beetje zoekend en bezig met existentiële vragen over de mens en de wereld. Toen kwam ik op het idee om theologie te gaan studeren en na twee jaar Nederland studeren ben ik overgestapt. Ik werd meteen enorm geraakt door de Bijbelverhalen.
Ik ontdekte dat het in de Bijbel meer gaat over ongeloof dan over geloof
Die kende ik niet, want ik ben niet kerkelijk opgevoed. Wat mij trof is dat ze zo anders waren dan ik kon vermoeden. Ik ontdekte dat het in de Bijbel meer gaat over ongeloof dan over geloof, over de grilligheid van de mens. Er kwam een volstrekt ander godsbeeld naar voren dan ik kon vermoeden. Ik had het idee dat God te maken zou hebben met een universele macht of zo, maar hij bleek enorm menselijke trekken te hebben. Voor mij ging het in de Bijbel meer over de mens dan over God.’
Zingen niet te doen
Bij een studie theologie ligt het voor de hand dat je studiegenoten tegenkomt die wel eens naar de kerk gaan. Ze vroegen Jessa om mee te gaan en zo gebeurde het. ‘Het raakte mij ook op de één of andere manier, hoewel ik er niet zoveel van begreep. Ik vond het spannend omdat het een wereld was die ik helemaal niet kende. De kerk heeft op de één of andere manier toch iets ontoegankelijks. Je komt binnen bij een groep die precies weet hoe alles reilt en zeilt. Het zingen vond ik in het begin niet te doen. Maar ik groeide er steeds meer in en heb mij laten dopen en heb belijdenis gedaan. Ik was toen vierentwintig of zo.’
De kerk heeft op de één of andere manier toch iets ontoegankelijks
Gaandeweg ontstaat de wens om predikant te worden, maar dat is nog een hele stap. ‘Ik kom uit een kunstenaarsgezin. De afstand tussen mijn afkomst en de kerk was wel echt heel erg groot, dus ik heb vrij veel tijd nodig gehad om er naartoe te groeien. Na mijn studie heb ik eerst twee jaar andere dingen gedaan, onder andere bij de radio voor de IKON. Maar het bleef trekken.
Ik was zo geraakt door die verhalen en als je iets met die verhalen wilt, dan is de kerk de aangewezen plek. Ik ontdekte hoe bijzonder het is dat daar zich iedere zondag een gemeenschap vormt rondom die verhalen en dat mensen daarvan leven. Daarnaast ontdekte ik hoe bijzonder het is dat je als predikant een rol hebt in die gemeenschap en dus besloot ik de predikantsopleiding te gaan doen.’ Na haar opleiding wordt Jessa eerst predikant in Vrijburg (Amsterdam-Zuid) en in september 2016 in de Oude Kerk in Amsterdam.
Jij groeide dus niet op met een geloof in God en je moest je dus helemaal zelf een beeld van hem vormen. Welk beeld kreeg jij uit de Bijbel van hem?
‘Een God met hele menselijke trekken. Ik lees in die verhalen nooit zo die almachtige of straffende God. Hij heeft allemaal menselijke trekken: hij wandelt, spreekt, heeft handen. Door die antropologische beschrijving kwam die God voor mij heel dichtbij.’
Heb je daar een voorbeeld van?
‘Ik las laatst het verhaal van Jona. Dat was die man in de walvis, dat weet eigenlijk iedereen. Het is een profeet en God roept hem om naar Ninevé te gaan om op te staan tegen het kwaad dat daar gebeurt. Maar Jona wil niet. Waarom niet? Omdat hij zegt: “Luister eens even, ik weet heus wel dat jij een God bent die lankmoedig is, barmhartig, trouw, genadig. En een God die berouw heeft van het kwaad dat hij gezegd heeft te zullen doen. Dus bekijk het maar. Ik ga niet naar Ninevé, want ik weet nu al dat jij ze geen pak slaag gaat geven.”
Er komt een God in naar voren die net als mensen woedend kan worden, maar ook berouw kan hebben.
Jona gaat uiteindelijk toch en dan gebeurt waar hij bang voor was: die hele bevolking keert zich om; ze gaan rouwen om het kwaad dat ze gedaan hebben. En dan staat er in het verhaal dat God zich bedenkt en dat hij berouw heeft van het kwaad dat hij had willen doen: “En hij deed het niet.” Dat vind ik zo’n fantastisch verhaal. Er zit zelfkritiek in: kritiek op een bepaald straffend godsbeeld. Er komt een God in naar voren die net als mensen woedend kan worden, maar ook berouw kan hebben.’
Maar er zijn toch ook verhalen waar dat niet gebeurt?
‘Ja die zijn er, maar het heeft er mee te maken hoe je dat leest, hoe letterlijk je ze neemt. Neem het verhaal van koning David. Hij gaat aan de haal met de vrouw van iemand anders en daar wordt een kind uit geboren. Dat kind sterft en in het verhaal heeft God daar een rol in. Maar als je goed in die verhalen kruipt en de thematiek gaat ontdekken, dan ga je ook zien dat een zoon voor toekomst staat. Dus wat er volgens mij in dat verhaal gebeurt is dat God wel een grens stelt: tot hier en niet verder. Maar niet omdat hij letterlijk een kind om zeep helpt, maar omdat hij zegt: die weg die jij nu bewandelt is een heilloze weg.
Wat heb ik aan een God die mij iets aandoet als ik iets verkeerd doe?
Dus dat mag niet zo verder gaan. Ik lees het niet zo dat wij bang zouden moeten zijn dat God onze kinderen doodmaakt als wij iets verkeerd doen. Het is niet een alsdan verhaal. Dan zou ik het veel minder interessant vinden, want wat leren wij daar nou van? Dat wij bang moeten zijn dat God ons iets aandoet als wij iets verkeerd doen? Wat heb ik daaraan? Ik heb er veel meer aan om in dat verhaal te zien dat het om ethiek gaat, om de weg die je gaat. De weg die David gaat is niet de koninklijke weg, dus die wordt afgesneden.’
Is dat dan wat de schrijver heeft bedoeld of wat jij erin leest?
‘Ik lees de verhalen als literatuur in de zin van: wat zegt het mij nu, op dit moment? Dan wordt het veel scherper vind ik. Natuurlijk is het geschreven in een bepaalde context toen. Maar ja, wij moeten er nu ook iets mee. Als je het alleen maar vanuit de context uitlegt, gaat het steeds verder van mij afstaan. Maar tegelijk wil ik niet de scherpe kantjes er vanaf halen. Zo van: God is alleen maar lief. Ik vind juist zijn woede ook wel interessant, want die heeft iets te maken met onrecht. Ik vind het juist een heel prettig idee dat God zich daar boos over maakt.
Ik vind het een heel prettig idee dat God zich boos maakt over onrecht
Neem het verhaal van Noach. God is gewoon woedend dat mensen er een potje van maken op die aarde die hij gemaakt heeft. Dus hij gooit daar die vloed overheen. Dat lijkt wreed, maar eigenlijk gaat het over de wreedheid van mensen. Het gaat over mensen die zo niet in de weg van liefde en barmhartigheid wandelen, dat hij zegt: ik kap ermee. Maar vervolgens laat hij wel één mens een ark maken en in die ene mens redt hij toch weer die schepping. Natuurlijk is het een heftig verhaal, maar ik probeer die spanning erin te laten.’
Wat mis je als je de Bijbel niet leest?
‘Ik denk dat die verhalen betekenisvol kunnen zijn voor wie het maar horen wil. Juist als je kijkt naar de literaire, metaforische waarde. Daar zit zoveel wijsheid in die je op hele andere gedachten kan brengen. Voor mij zijn het de meest fundamentele verhalen die er zijn. Juist omdat we in een tijd leven van allemaal meningen. En al die zelfhulpboeken. Het is allemaal zo vluchtig. Dan keer ik in toenemende mate terug naar die hele basale verhalen waarin het gaat over: hoe doe je dat eigenlijk, mens zijn?’
Maar wat maakt de Bijbel dan zo uniek? Er zijn toch meer oude boeken waar je van kunt leren?
‘De Griekse literatuur is natuurlijk ook fantastisch, maar daarin gaat het over mensen die goden of halfgoden worden die de concurrentie aangaan met mensen. Wat ik zo bijzonder vind aan de Bijbel is dat het gaat over God die mens wordt; dat is het kerstverhaal. Hij vindt zichzelf daar niet te groot of te interessant voor. Luther zei volgens mij: “Je kunt God niet diep genoeg in het vlees trekken.”’ Lachend: ‘Dat klinkt nogal plastisch, maar er vindt in de Bijbel een omkering plaats die mij tot op de dag van vandaag verrast. In de wereld willen we omhoog, sterk en succesvol zijn. Daar is niets mis mee. Maar in de Bijbel gaat God naar beneden, hij zoekt de menselijke kwetsbaarheid op. Dat is de tegengestelde beweging.
Er vindt in de Bijbel een omkering plaats die mij tot op de dag van vandaag verrast
Dan: ‘Het lijdensverhaal heeft voor mij veel betekenis. Jezus, die ene mens die mens is naar Gods hart, wordt weggewerkt uit de maatschappij. Maar het lege graf zegt: de dood heeft niet het laatste woord over deze mens die zo betekenisvol is.
De dood krijgt Jezus niet kapot
In het verhaal over de opstanding zit een verbeelding die gaat over toekomst. De hoop dat er een dag komt dat wij zullen opstaan, op allerlei manieren. En dat de dood niet het laatste woord heeft. Ik ben geneigd om de dood verder te trekken dan de lichamelijke dood. Je kunt ook levend dood zijn. In het paasverhaal gaat het niet over een lijk dat wegwandelt. Het gaat over het lege graf.
In het paasverhaal gaat het niet over een lijk dat wegwandelt; het gaat over het lege graf
Wat er gebeurt, dat blijft een geheim. Het is niet letterlijk of fysiek of plat. Dat zou voor mij ook niet zo interessant zijn, want dan heb je te maken met één of andere tovenaar. Er is iets gebeurd, maar dat blijft een geheim. Wat mij eraan raakt is dat de dood Jezus niet kapot krijgt.’
Dat die Bijbelverhalen leerzaam zijn, daar zullen veel mensen je nog wel in kunnen volgen. Maar jij gelooft ook echt in een God…
Na een uitbundige lach: ‘Kijk, ik weet door mijn achtergrond hoe groot de kloof is tussen mensen die echt niks meer met de kerk te maken willen hebben en de gelovige mens. Die kunnen tegenover elkaar staan en dan ontmoeten ze elkaar niet. Dus ik ben alert op taalgebruik. Maar inderdaad: ik heb belijdenis gedaan, dus ik heb uitgesproken dat ik in God geloof. Maar voor mij is het belangrijk dat je nadenkt over wat je daar dan mee bedoelt, want mensen gebruiken het woordje God te pas en te onpas. Amerika is “God’s own country”. Dan denk ik: ik weet het niet hoor, maar dat wapengebruik daar… Ik kijk kritisch naar dat woordje God. Ja, ik geloof in God, maar dan wil ik je ook wel vertellen wat voor godsbeeld ik dan heb, want dat luistert nogal nauw.’
Hoe zou jij jouw godsbeeld omschrijven dan?
‘Ik vind het lastig om het geloof vast te houden. Voor mij is het meer een vertrouwen. Ik heb heel erg die woorden van de Bijbel nodig. Daarin ben ik best orthodox op een bepaalde manier. Voor mij is het echt zo dat die God spreekt in die woorden. In de kerstnacht zegt die engel: “Vreest niet.” Dat is iets dat op dat moment tegen mij gezegd wordt. Dus het is voor mij echt een stem. Niet zozeer een stem die ik in mijn hoofd hoor, maar die ik op het spoor kom door die verhalen. En een hele enkele keer hoor ik die stem ook ergens anders in de wereld.
Op een bepaalde manier ben ik best orthodox
Herinner je je die aanslag op de Bataclan, vijf jaar geleden? Er was op een gegeven moment een fragment van een vader met een jongetje die knielden bij een enorme bloemenzee in Parijs. Het jongetje vraag zich af wat die bloemen kunnen. Met wapens kun je schieten, met bloemen niet. Die vader zegt dan: “Zij hebben wapens, maar wij hebben bloemen. Die bloemen zijn onze strijd tegen de geweren.” Dat raakte mij enorm, want daarin komt iets naar voren wat voor mij iets met God te maken heeft.’
Meer informatie over de Oude Kerkgemeente vind je op hun website. Wil je online een preek van Jessa luisteren, klik dan hier.
Tekst & foto’s: Matthijs Hoogenboom (communicatie PKA)
Andere interviews in deze serie vind je hier.