Dit zijn ze, de dagboeken van je vader?
Ja, drieëndertig ordners vol zijn het. Vanaf dat ik me kan herinneren stond die groeiende rij ordners al achter zijn bureau. Keurig genummerd en met jaartallen erbij. Toen hij op zijn sterfbed lag, zei mijn vader tegen me: ‘Je mag met die dagboeken doen wat je wilt. Je mag erover schrijven, je mag eruit lezen, je mag eruit publiceren.’ Dat voelde een beetje als een vrijbrief, maar ook als een opdracht. De rest van dat gesprek ben ik vergeten, maar dit zinnetje heeft zoveel indruk gemaakt.
Wat vond je in die dagboeken?
Ik vermoedde wel dat er veel oorlog in die dagboeken zou zitten en veel God, maar toch was ik verrast. Het zijn echt de twee hoofdthema’s. Ik dacht direct dat dat iets te maken moest hebben met mijn vaders vader, dus mijn opa die in het verzet zat. Over hem werd steeds hetzelfde verhaal verteld. Hij zat met zijn gezin te eten toen er doordringend werd aangebeld. Mijn vader, die toen veertien was, deed open en het bleken twee Nederlandse politiemannen in burger te zijn die mijn opa kwamen arresteren. Mijn opa stond op en zei: ‘De heren vinden het wel goed als ik eerst de maaltijd beëindig met mijn gezin.’ Hij schoof terug aan tafel en begon rustig zijn bord leeg te eten. Na de maaltijd pakte hij de trouwbijbel en begon psalm 121 te lezen: ‘Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar zal mijn hulp komen.’ Hij bad en stond daarna op: ‘Heren, ik ben klaar om mee te gaan.’ Hier moet mijn vaders fascinatie voor de oorlog begonnen zijn.
Je vader was gefascineerd door de oorlog en veel bezig met God. Hoe hadden die twee met elkaar te maken?
Mijn vader is erg met het geloof in conflict gekomen. De oorsprong daarvan lag in de oorlog, in een verhaal over mijn opa in de strafgevangenis van Kleef. Uitgehongerd bad mijn opa het kortste gebed van zijn leven: ‘Brood!’ Die middag kreeg hij van de bewaker een extra korst. Voor mijn opa was dat gebedsverhoring. Mijn vader is zich jaren later in dat verhaal gaan vastbijten. Wat is dit voor God? Hij geeft Jaap van Zweden een korst brood en laat de rest verrekken? Hoezo? Vijfenvijftig jaar lang komt dat conflict terug in verschillende vormen in zijn dagboeken. Hij raakte erin verstrikt en liet het niet los. Hij wilde het geloof niet opgeven.
Jij bent de derde generatie. Wat betekende dat voor jou?
Ik ben op mijn achttiende theologie gaan studeren, zonder echt te weten waarom. Ik heb nooit een andere studie overwogen. Nu ik dit verhaal heb uitgezocht, denk ik dat ik het op de een of andere manier op mijn schouders heb genomen: om die conflicten van mijn vader op te gaan lossen. Voor mij was dat van huis uit verweven. Als het in ons gezin over God ging, ging het over de oorlog en als het over de oorlog ging, ging het over God. Ik heb die studie afgemaakt, maar me ook altijd een vreemde gevoeld. Na mijn afstuderen belandde ik als vrijwilliger in een tehuis voor verstandelijk gehandicapte kinderen in Karachi, de grootste stad van Pakistan. Daar voelde ik op een avond na mijn werk het hele geloof van mij afglijden.
Hoe was het voor je om voor dit boek toch weer in die wereld van geloof en oorlog te duiken?
Reconstruerend denk ik dat mijn vader een oorlogstrauma had. Hij had ontzettende migraines en dat wierp echt een schaduw over het gezin. Naar de psycholoog wilde hij niet. Hij was toch niet gek? Het was toch een fysieke kwaal? Bovendien had hij zijn dagboeken. De aanleg voor migraine heb ik geërfd, maar ik had er zelf weinig last van. Tot ik met dit boek aan de slag ging. Ik ging naar een huisje in Friesland om ongestoord aan mijn boek te werken. Op de eerste dag klapte ik mijn laptop open en begon zo’n aanval. De keer daarna weer. En de keer daarna. Dit is mijn vaders ziekte! Hoe kan dat? Het is waanzinnig. Misschien lijkt dit op wat ze intergenerationeel trauma noemen.
Bij het schrijven heb ik vaak gedacht: ‘Het is nu bijna tachtig jaar na dato’. Ik zit hier nog met de sporen van deze conflicten in mijzelf. Ondertussen is er oorlog in Oekraïne, in Gaza en op allerlei andere plekken. Zijn er over tachtig jaar daar ook mensen die nu nog niet geboren zijn die nog te maken hebben met het leed van hun ouders en grootouders? Ja, want zo werkt het bij oorlog. Het duurt generaties. Dat vind ik een huiveringwekkend besef.
Na jou komt weer een nieuwe generatie. Hoe loopt dit verhaal door naar volgende generaties?
Vijf generaties zijn er inmiddels. Mijn opa Jaap heeft inmiddels achtentachtig of negenentachtig nakomelingen. Ik heb geprobeerd uit te vogelen hoe het geloof is doorgegeven. Dat is best nog lastig, want dan moet je nichten en neven die je in het gewone leven vrijwel niet spreekt, vragen naar hun geloof. Dat is toch een beetje als vragen naar hun salaris. Een vraag die je niet zo gemakkelijk stelt. Wat je ziet is eigenlijk het grote verhaal van wat we in Nederland zien. Bij de generatie van mijn opa was geloof een totaal vaststaand gegeven en bij de generatie van mijn vader zie je conflict. Bij de nakomelingen is er een steeds groter percentage dat er niks meer aan doet.
Wat heeft deze zoektocht naar jouw familieverhaal jou uiteindelijk gebracht?
In deze zoektocht heb ik mijn opa leren kennen. Alles wat ik heb opgegraven maakt hem tot een persoon. Dat voelt als rijkdom. Het beeld van mijn vader heeft ook meer contouren gekregen. Dat maakt het makkelijker om mij tot die erfenis te verhouden. Het lijkt alsof ik iets meer geworteld ben geraakt. Ik heb meer gevoel gekregen voor waar ik zelf vandaan kom, die gereformeerde wereld daar in Den Helder. Dat was niet het zware gereformeerde leven vol zondebesef. Het was best een blijmoedig geloof.
We hebben in de Nederlandse literatuur natuurlijk een genre van geloofsafval, bijvoorbeeld Jan Wolkers, Maarten ’t Hart, Jan Siebelink en Franka Treur. In alle gevallen gaat het over je losmaken uit een heel orthodox, fundamentalistisch christendom. De hoofdpersoon wordt klein gehouden met regels en orthodoxie, maakt zich los en betreedt de moderne wereld. Een soort heldenverhaal. Maar voor de meesten in dit land geldt dat ze in een mildere variant van het christendom zijn grootgebracht. Die erfenis is veel diffuser. Het is de erfenis van een geloof dat belangrijk voor hen is geweest en niet zo beklemmend dat ze zich met geweld los hoeven te scheuren. Dat is ook wat ik dacht. In dit boek wil ik eens een stukje van dat verhaal vertellen.
Dit interview verscheen in de tweede editie van ADAM, het magazine van de Protestantse Kerk Amsterdam. Je leest ADAM via deze link. Daar kun je ook een abonnement nemen. ADAM verloot een exemplaar van Het geloof van mijn vader: God en de oorlog in drie generaties. Mag dit boek niet in je vakantiekoffer ontbreken? Stuur voor 1 juli een mailtje (redactie@protestantsamsterdam.nl) of DM (@protestantsamsterdam) naar de redactie met je adres o.v.v. ‘Winactie Het geloof van mijn vader’ en wie weet win jij het!
Foto: Sandra Haverman