De meest transparante kerk die ik ooit zag, stond in de tuin van de Protestantse Diaconie Amsterdam. Bij een eerdere editie van het Amsterdam Light Festival was er een kleine kas neergezet waar de voorbijgangers een kaarsje konden opsteken om aan iemand te denken, even te bidden. Ik zag daar de kerk waar ik wel eens van droom. Een kerk waar gebeden wordt, waar het voor even warm is, waar de armen geholpen worden en waar iedereen mee kan doen – ook al blijf je buiten staan.
Bij de vele voorbijgangers die het Amsterdam Light Festival bezoeken was er geen twijfel over wat dit bouwwerk moest voorstellen. ‘Kijk een kerkje’, zeiden de mensen. Het is een standaard tuinkasje, maar met een klein torentje erop en kaarsen erin is er geen twijfel; hier staat een kerk. Veel kinderen stormden meteen naar binnen. Een kaarsje aansteken voor oma, voor opa, voor de kat. Ze wisten vaak precies wat de bedoeling is. Ik zag ook een uitslovertje langskomen. ‘Ja, joh op vakantie in Frankrijk heb ik wel tien kaarsen aangestoken!’ Een andere jongen wou wel een kaars aansteken, maar hij werd door zijn moeder gemaand om snel door te lopen. ‘Ik steek zo wel een kaars voor je aan’, zei ik. Hij wees mij op de tafel precies aan waar de kaars moet komen. De exacte plek van de kaars deed er voor hem toe.
Zo waren er wel meer mensen die het ritueel van het kaarsje aanvulden met hun eigen symboliek. Ik zag een stel ‘proosten’ met de kaarsen, er werd een groot hart gemaakt van de kaarsjes op tafel en steeds weer was er dat moderne ritueel van de foto maken. Belangrijke momenten worden vastgelegd om later weer gedeeld
te kunnen worden. Het glas van de kaarsenkapel maakte het ook mogelijk dat de fotografen buiten bleven staan. Deze kapel geeft mensen de mogelijkheid nog wat schuchtere afstand te houden terwijl ze het toch delen. Ik werkte toen bij de Diaconie. Mijn collega’s en ik stonden bij toerbeurt bij de kapel om wat toezicht te houden en vragen te beantwoorden. Vaak stonden we er wat verloren naast. Voor ons was er geen plaats in deze kaarsenkapel. Wij kwamen af en toe binnen
om wat op te ruimen, nieuwe kaarsen klaar te leggen, iemand te helpen met aansteken. Voor de rest bleven we bij de ingang staan. Mooi vind ik dat. De kerkelijk werkers staan ernaast om af en toe wat te helpen. Meer is het niet, meer is niet nodig.
De Diaconie vroeg een bijdrage voor de kaarsjes, 50 cent. Er werd geld ingezameld voor de Sociale Kruidenier, een winkel voor mensen die leven in armoede. Probleemloos werd er gegeven. Vaak veel meer dan de 50 cent die we vroegen. Het is een vanzelfsprekendheid, nog altijd, om te geven voor mensen die het nodig hebben. Het hoort bij de kerk.
Een transparante kerk waar je zo doorheen kan kijken, waar gebeden wordt, waar de armen geholpen worden, waar de werkers aan de rand staan en waar iedereen mee kan doen – ook al blijf je buiten staan: van die kerk droom ik en ik heb haar gezien. Ze stond in de tuin.
Luc Tanja is voorzitter van de wijkkerkenraad van de Nassaukerk