Had je vroeger gedacht dat je nu hier met een boordje rond zou lopen?
Het was voor mij niet vanzelfsprekend om predikant te worden. Ik heb een vrij traditionele protestantse achtergrond. Mijn ouders zijn lid van kerken waar vrouwen geen predikant kunnen worden en vinden dat ook. Dit is dus echt mijn eigen keuze geweest. Het was mijn eigen weg om de predikantsopleiding te doen en later gemeentepredikant te worden in Landsmeer. In die tijd kreeg ik een bijzonder predikantschap bij de Protestantse Kerk Amsterdam voor het werk dat ik deed bij leefgemeenschappen. Het was een soort pionieren avant la lettre. Dat was mijn eerste verbinding als predikant aan de PKA.
Hoe ben je toen scriba, het gezicht van de PKA geworden?
In 2018 kwam die plek vrij. In de vacature ging het heel erg over verbinden, communicatieve kwaliteiten en het nadenken over de toekomst van de kerk. De tekst sprak me aan en ik dacht: ik probeer het gewoon. Tot mijn verbazing en geluk ben ik het toen geworden. Ik merkte in bredere kerkelijke settings dat ik relatief jong was en soms ook een van de weinige vrouwen als het echt over kerkleiders ging. Nadat ik er vanwege ziekte een tijdje uit ben geweest, ben ik toen heel bewust dat boordje gaan dragen. Vooral bij publieke gelegenheden. Dat maakte me herkenbaar en heeft geholpen bij de zichtbaarheid.
Welke momenten uit afgelopen jaren zullen je bijblijven?
Ik heb steeds gezocht naar een rituele, zingevende, liturgische rol. Tussen twee lockdowns in organiseerden we een oplaaddag als start van het seizoen hier in de tuin. Samen werden we – een stuk of zestig mensen uit heel verschillende kerkplekken – stil, concentreerden we ons op onze ademhaling en maakten we contact met Gods levenskracht in ons. Dat staat als een hele mooie herinnering in m’n geheugen gegrift. Of ik denk ook aan het einde van het seizoensfeest met de diaconie, waar je dan in je boordje op blote voeten in het gras danst met de vrouwen van het wereldhuis op de muziek van de wereldhuisband. Dat verraadt natuurlijk ook mijn diaconale achtergrond. Ik word heel gelukkig van een grote diversiteit aan mensen. Dat maakt deze plek uniek.
Ik heb ook hele mooie oecumenische momenten meegemaakt. Dat ik nota bene de overdenking over Sint Nikolaas mocht doen in de Rooms-Katholieke Sint Nikolaasbasiliek tegenover het station. Dat je dan een verhaal hebt dat raakt en verbindt met meerdere tradities. Ik denk sowieso dat in het verleden de onderlinge tegenstellingen in spiritualiteit groter waren. Een nieuwe generatie theologen en predikanten zit veel minder in hokjes.
En ik herinner me hoe we burgemeester Halsema hier ontvingen in coronatijd. We waren not amused over hoe zij zich tot de gebedshuizen in de stad verhield. We hebben haar toen een hele nette, maar urgente brief gestuurd en ze is de week erna direct langsgekomen. Dan denk je: we mogen dan op het geheel van de stad klein zijn, maar we hebben echt een unieke plek. We zijn er gewoon. Wij zijn Amsterdammers. Dat mag gezien, gehoord en geweten worden.
Hoe heb je de kerk zien veranderen afgelopen jaren?
Aan de ene kant is er niet zoveel veranderd. De ontkerkelijking is minder hard gegaan dan we dachten. Andersom zijn de kosten wel enorm toegenomen. De kosten voor ons personeel en die het onderhoud en de exploitatie van de gebouwen vragen worden steeds hoger. Dat maakt de situatie financieel wel echt uitdagender. Daarom hebben we onze ambities ook bijgesteld. We hebben lef en durf nodig om dingen anders te gaan doen, zodat er ook in de toekomst kerkplekken in Amsterdam zullen zijn. We zullen lichter moeten gaan organiseren en kunnen minder stedelijke dingen doen. Tegelijkertijd geloven we niet in de kaasschaafmethode, waarbij het alleen maar steeds minder wordt. We houden financiële ruimte om nieuwe dingen uit te proberen en te vernieuwen.
Hoe zie jij de rol van de kerk in de stad, te midden van alle huidige spanningen?
Ik hou enorm van de stad en van onze kerken. Al die plekken zijn me ontzettend dierbaar geworden. In mijn functie kom ik overal. Dan denk ik: het echt heel goed is dat we er zijn. Ik geloof dat we er niet zijn voor onszelf. Onze drijfveer is nooit om iets in stand te houden. We zijn geroepen in de wereld. Dan vind ik het heel mooi dat we goed zitten in een netwerk van de raad van kerken, in een netwerk van internationale migrantenkerken, maar ook een goede link hebben met moskeebesturen en verschillende joodse gemeenschappen. Ik denk dat we daarmee een belangrijke verbindende rol kunnen spelen. Juist wat er nu in de landelijke politiek gebeurt, laat zien dat die verbindende kracht heel erg nodig is. En ik hoop dat we iets meer dan in het verleden het geval was, de erkenning van het stadsbestuur krijgen voor de rol die we als kerk en als religieuze gemeenschappen in de stad spelen.
Burgemeester Halsema had een buitengewoon goede, mooie en warme speech bij het begin van 750 jaar Amsterdam, in de viering in de Nikolaasbasiliek. Daarin memoriseerde ze het werken en leven van majoor Bosshardt van het Leger des Heils en hoe haar geloof haar aanzet om zich in te zetten in de stad. Laten we dat blijven doen en ook zo gezien worden door anderen.
Wat geeft je hoop voor de kerk hier in Amsterdam?
In de afgelopen weken hebben we een aantal luisteroefeningen gehouden met alle kerkplekken. Heel verschillende plekken werden met elkaar in gesprek gebracht over waar ze blij van worden, waar ze in geloven en de Geest aan het werk zien, maar ook wat hun grote uitdagingen zijn. Als ik dan om me heen kijk en er zitten op een willekeurige zaterdag dertig mensen in een grote kring te praten over waarom en hoe ze er willen zijn in de stad, dan heb ik hoop. Niet alleen voor de kerk, maar ook voor de stad. Dat er mensen zijn die hier willen blijven wonen. Die zich geraakt weten door de boodschap van Jezus en zich willen verbinden met iedereen die hier is, met alle vragen, dat geeft mij hoop.
Vanaf 1 januari wordt Rosaliene Remonstrants gemeentepredikant bij Vrijburg en rector van het Remonstrants seminarie.