‘Jezus redt’ was onlangs in vurige letters te lezen op een groot bord, omhooggehouden temidden van de enorme drukte voor het Centraal Station in Amsterdam. Een jongen met een gitaar stond erbij, in zijn eentje, zingend: ‘God maakt je vrij’. Onverstoorbaar doorspelend in de motregen. Zijn regencape flodderde om hem heen in de kou.
Mensen liepen voorbij aan dit kleine spektakel, zonder op of om te kijken. Even verderop waren enkele mensen aan het bidden. Een van hen reikte me een pamfletje aan en zei met een glimlach: ‘God zegent jou.’ Nog niet zo lang geleden zou ik met plaatsvervangende schaamte langs dit groepje christenen zijn gelopen en misschien had ik in gedachten een kritische opmerking geformuleerd over die demonstratieve straatevangelisten met hun Jezus. Immers: bekeringsdrang was voor mij een ongepast vertoon van geloofszekerheid.
Maar nu bleef ik staan. Misschien omdat het breekbare geluid van de gitaar het enige vriendelijke en menselijke was dat mij op dat grote stationsplein met zijn gehaaste publiek tegemoetkwam. De kleumende jongen met zijn lied was troostender en geloofwaardiger dan al het lawaai om mij heen. Op de glanzende flyer stond in grote letters: God loves you so much. En ik besefte dat dat het meest dappere en kwetsbare was dat ik in lange tijd had aangereikt gekregen in de openbare ruimte.
Beschaamd bedacht ik dat mijn oordelen over deze blijmoedige geloofsgetuigen alleen maar verhulden hoe groot mijn eigen verlegenheid als gelovige Amsterdammer is. Misschien wordt het tijd om die schaamte voorbij te komen en desnoods met een rood hoofd over Gods liefde te durven spreken.
Margrietha Reinders, Buurtdominee en pionier in Betondorp