Wat maakt muziek voor jou zo bijzonder?
Muziek was er altijd bij ons thuis. Mijn ouders gingen naar het conservatorium en ik trad in hun voetsporen. Ik wilde heel graag goed altviool leren spelen. Maar als je een muziekopleiding doet, dan word je voorbereid voor het spelen in een orkest. ‘Dat is het vak’, zeiden ze tegen me. Maar ik wilde de muziek juist naar veel meer plekken brengen. Voor mij is muziek als een taal waarmee je kunt communiceren. Maar vooral ook een manier om naar elkaar te luisteren, om ruimte te bieden aan de ander. Dat vergeten we vaak. Lukt het je om de ander te horen? Met dat in mijn achterhoofd wilde ik muziek de concertzalen uit brengen, om te kijken wat je met muziek kunt doen midden in de stad of in de natuur. In de zaal past muziek keurig in een hokje, maar wat gebeurt er daarbuiten, op straat bijvoorbeeld? Ik merk dat het publiek dan heel open en nieuwsgierig wordt en er met scherpe en open zintuigen bij is. Dan gebeurt er iets bijzonders.
Jouw muziek klonk in het Amsterdamse Concertgebouw en de prestigieuze Carnegie Hall in New York. Waar bracht die zoektocht naar muziek buiten de concertzalen jou?
Muziek is een taal waarbij je elkaar niet direct verstaat. Dat schept de ruimte om samen te zoeken naar aanknopingspunten, ook tussen culturen. Elke cultuur heeft eigen muziek. Vaak gaan we aan die verschillen voorbij, maar in de muziek zijn die verschillen juist de moeite waard. Dat maakt de ander bijzonder en interessant. Ik zag dat op Cyprus. Na jaren burgeroorlog leefden de Grieken en Turken nog steeds gescheiden, met mijnenvelden ertussenin. Er was nauwelijks contact. We ontdekten dat wanneer we op de daken gingen staan, we elkaar konden horen. Dat we samen iets moois konden maken, dat we samen konden spelen. Ik voelde de opluchting gewoon. Die samenleving zat muurvast, maar de muziek gaf ademruimte.
Muziek geeft ademruimte
Op een ander moment was ik in Jeruzalem. Daar maakten we met Palestijnen een festival van besloten huiskamerconcerten. We wilden de ruimte bieden aan verschillende stemmen. In zo’n conflict is het heel logisch om met een stem te willen spreken, maar er is zoveel diversiteit. Onder die hoogspanning is weinig ruimte voor mensen die kritisch zijn op hun eigen groep of weinig met de politiek te maken willen hebben. Samen met kunstenaars kon eindelijk vorm gegeven worden aan die ongehoorde stemmen. We maakten ruimte voor de verhalen die normaal overstemd worden.
Nu zet je je vooral in in Nederland. Hier speelt zo’n conflict niet. Wat hebben muziek en kunst hier te bieden?
Zo’n tien jaar geleden werd ik vader. Dat zette me voor een dilemma. Ik was veel in de Arabische wereld en in vluchtelingenkampen, maar ik wilde er ook voor de kinderen thuis zijn. Ik zag dat de problemen daar zo verweven zijn met hier. De grote vraagstukken hebben ook met ons te maken. Ook wij zitten vast in onze patronen en kunnen wel wat meer van de kunstenaars mindset gebruiken.
De mindset om onbevangen en met openheid naar vraagstukken te kijken. Zonder direct labeltjes te plakken, een oordeel uit te stellen. Kunnen wij de kunstenaar in onszelf meer aandacht geven?
Hoe kun je die kunstenaars mindset leren?
Allereerst door het gewoon te doen. Maar ook door te zorgen dat je de ruimte vindt. Er is een zekere veiligheid voor nodig. De kunstenaar vindt die in zijn atelier. Daar mag hij proberen, zoeken, experimenteren en falen. Die ruimte moeten wij ook zoeken. Want we zijn niet zo direct bezet als in Jeruzalem, maar misschien zijn we wel bezet in ons hoofd. Door alle afleiding: sociale media, opwinding, conflicten en een model van presteren, produceren, productiviteit en efficiëntie. Met de kunstenaars mindset hoop ik dat open te kunnen breken. Dat kunnen we niet alleen. Dat moeten we samen doen. Het is de uitdaging om uit onze individualiteit te breken. Ik geloof in de kracht van samenkomsten. Plekken en momenten waar mensen bijeenkomen, waar de ruimte is om verhalen te vertellen en naar verhalen te luisteren. Ik geloof in plekken waar de zachte stemmen hoorbaar worden.
Dat klinkt mooi en enorm uitdagend. We hechten nogal aan onze individualiteit en ons gelijk. Hoe kunnen we elkaar dan toch vinden?
Volgens mij ligt de sleutel in de verhalen die we elkaar vertellen. Kunnen we elkaar vinden in een gezamenlijke verbeelding? Ik geloof dat dat kan, als we vragen stellen. Niet met de technische benadering van: ‘Hoe lossen we dit probleem op?’ Maar door ruimte te maken voor idealen: ‘Stel je voor dat… Wat als…?’ We moeten niet alleen vragen naar feiten en meningen: ‘Wat vind jij van…?’ Maar: ‘Waarvoor zou jij kunnen zorgen?’ Dan kan er verbinding ontstaan en een gezamenlijke verbeelding. Een langetermijnvisie. Als we samen weer durven dromen.
Kerken kunnen plekken zijn waar betekenisvolle verhalen worden verteld. Hoe kijk jij naar kerken?
Het is ongelooflijk belangrijk dat er plekken zijn om te luisteren, te spreken en stil te zijn. Zo vaak laten we het nieuws de verhalen vertellen van deze tijd. Terwijl we als mensen een ongelooflijke traditie hebben om de tijd te nemen en grote verhalen te vertellen. Verhalen die niet alleen gaan over wat er vandaag is gebeurd, maar ook over de geschiedenis en over de grote vragen. Die ook gaan over wat jouw rol hierin is. Zulke verhalen hebben we nodig en plekken waar ze regelmatig verteld worden. Plekken waar je je aan kunt verbinden. Plekken van gemeenschap, van persoonlijke relaties en commitment. Plekken die open toegankelijk zijn en tegelijkertijd beschutting bieden. Dat is zeldzaam.
Wat kunnen kerken leren van de kunstenaars mindset?
Zoals bij de muziek die buiten de concertzaal plaatsvindt, ben ik vooral geïnteresseerd in het grijze gebied. Waar niet direct duidelijk is: wat is dit nu. Is dit kerk? Is dit het instituut? Of zijn wij het samen en wie zijn we dan? Ik denk dat het goed is als de kerk zich blijft afvragen: welke stemmen kunnen hier hoorbaar worden die normaal worden overstemd? Wat is ons luistervermogen? Ik hoop dat er dan een intieme setting kan ontstaan. Waar ruimte is voor onzekerheid en twijfels, spelen, experiment en verbeelding. Wat het atelier is voor de kunstenaar en waar je kunt ervaren dat je niet alleen bent. Het zou mooi zijn als daar in samenkomsten improviserend vorm aan gegeven wordt. Ik sprak eens in de Dominicuskerk en vertelde over de kunst van het niet-weten en het toelaten van onzekerheid. Toen hebben we met alle aanwezigen een groot muziekstuk geïmproviseerd. Daarbij wist niemand, ook ik niet, wat het ging worden. Door naar elkaar te luisteren en te ontdekken wat er wilde ontstaan, vormde zich een prachtige harmonie. Dat is een mooi beeld van mijn hoop. Dat is de uitdaging voor de kerk, voor de samenleving en voor ons allemaal.
Merlijn Twaalfhoven (1976) is altviolist, componist en oprichter van de Turn Club, een collectief dat maatschappelijke vraagstukken aanpakt met een kunstenaars mindset en gevestigd is bij de Protestantse Diaconie Amsterdam. Hij kreeg een UNESCO-Award en inspireert online duizenden mensen met zijn boodschap. Bekijk zijn website: merlijntwaalfhoven.com
Foto: Patrick Post