‘Ik hou buitengewoon van muziek. Ik zing heel graag. Als jongen van zestien was ik al lid van het kerkkoor. Toen ik kennismaakte met de Duitse neobarok ging er een wereld voor me open. Ik sta te dansen als Matthias Havinga hier, in de Oudekerkgemeente, orgel speelt. Echt fantastisch. Tijdens de kerstnachtdienst zong onze cantorij en stond ik achter de kansel onbespied te swingen. Toen wist ik: dit is écht mijn plek.
Die liefde voor muziek is namelijk ook typerend voor de Oudekerkgemeente. Veel leden zijn hier in hun studententijd gekomen, soms waren ze ook lid van onze Sweelinckcantorij. Ze zijn over het hele land uitgewaaierd, maar bezoeken nog steeds de Oude Kerk. Mensen komen uit Amersfoort, Alkmaar, Den Haag. Ze waarderen de kwaliteit van onze kerkmuziek.
De denkvorm van de humor, de kunst, van de religie staat onder druk. Deze wereld wordt toch een beetje gedomineerd door wetenschap, technologie en economie. En dat ís ook belangrijk, want we hebben er onze welvaart aan te danken. Maar niet alles kan door deze zienswijze begrepen worden. Bijvoorbeeld de liefde. Om te leren lief te hebben, moeten we veel van kunst genieten en bidden.
In de Oudekerkgemeente zet ik me in voor ons kerkvernieuwingsplan ‘Nieuwe wegen naar een oude bron’. Elke derde zondag van de maand ga ik voor in een bijzondere dienst: Het Hoge Woord, de muziekdienst of het kerkatelier. Maar de kerkdienst is voor mij geen middel dat we inzetten om meer mensen te bereiken. De kerkdienst is een goed in zichzelf. Het gaat erom dat je in de vreugde van het evangelie met elkaar leeft. Door ontzag te hebben voor stilte, door te bidden, te zingen, de sacramenten te vieren. We zoeken naar het schone, het goede en het ware. Dat wordt niet pas goed als het een succes is, dat ís al goed.’