Pal boven mij, aan de toren van de Wester, hangt een reusachtige banier in de kleuren van de regenboog. Het is middenin het negen dagen durende Pride-festival dat door het virus geen schijn van kans heeft tot een festival uit te groeien. Maar vooruit, die banier en al die andere regenboogvlaggen in de stad doen toch waarlijk hun best. Ook al is dat torenlange symbool door de gemeente opgehangen en niet door de kerk, ik vind toch dat ik apetrots zou moeten zijn op ‘mijn’ kerk die zich wel degelijk telkens hartstochtelijk tot bondgenoot verklaart van: ‘Pride Amsterdam is een festival om te vieren dat je kunt zijn wie je bent en mag houden van wie je wilt’. Amen.
Mijn particuliere probleempje is echter dat die trots niet zo lekker wil groeien en ook dat ik met gemengde gevoelens naar al dat kleurrijke vlagvertoon kijk. Trots? Eerder schaamte en gêne dat in het christelijk huis, ook in mijn eigen protestantse kerkverband, er nog steeds gemeenschappen zijn met hun leiders die menen dat je iemand anders de liefde mag, nee, moet ontzeggen. En dan doorgaans met verwijzing naar een paar Bijbelteksten van een paar duizend jaar oud. Niet te geloven. Zoals er eveneens de nodige islamitische geloofsgemeenschappen zijn die precies datzelfde uitsluitende en veroordelende mechanisme in stelling brengen, maar dan met de Koran in de hand.
Een jaar of wat geleden. Ik zou een kindje dopen van een lesbisch stel. Ik sprak met de beide moeders af geen woord aan hun relatie te wijden onder het motto: we moeten nu maar eens ophouden dit te verbijzonderen, alsof we ons toch nog zouden moeten verantwoorden. Ze vonden het een goed plan. Maar de werkgroep ‘Homoseksualiteit en Geloof’ waar een van de moeders en ik zelf ook in zaten kwam in het geweer. Sympathiek, begrijpelijk, mooi, nastrevenswaardig, maar niet handig, zeiden zij, want zover zijn we nog lang niet. Het ís nog bijzonder, het ís nog niet vanzelfsprekend en algemeen aanvaard. Ik haalde bakzeil en het verhaal over de doop van een kindje van twee moeders kwam in de krant.
Ik hoor en lees natuurlijk ook van de incidenten dat ook in onze ‘liberale’ stad de vanzelfsprekendheid om ‘te mogen houden van wie je wilt’ helemaal niet vanzelfsprekend (meer of nog?) is. Eerder dat dat onder druk komt te staan. En ja, daarom moeten die vlaggen en banieren wapperen tegen de klippen van de oordelen op. En dan is zo’n vlag aan de kerk natuurlijk mooi, maar enkel als het de lading dekt van hoe in de kerk met elkaar het leven gedeeld wordt. En ja, daar is nog steeds werk aan de winkel.
Maar ik kijk wel het meest uit naar het moment dat we tegen elkaar zeggen: laat die banier en die vlag aan de toren nou maar zitten: dat hebben nu wel gehad, godzijdank. Maar zover is het nog niet. Inderdaad, nog lang niet. En daarom ga ik zo naar buiten om een foto van de Wester met die regenboogbanier te maken om straks op Facebook en Twitter te posten. En eerlijk is eerlijk: toch ook met een beetje trots!
Deze blog is geschreven door Herman Koetsveld