Rosaliene woont met haar gezin op de Amsterdamse Wallen
  • Berichtcategorie:Archief
  • Bericht gepubliceerd op:29/08/2018
  • Laatste wijziging in bericht:23/02/2022

Steeds meer mensen kiezen ervoor om te wonen in een leefgemeenschap. Wat beweegt ze? Martien Hoekzema (Lazarus) vraagt het mensen uit gemeenschappen door heel Nederland. Aan het woord: Rosaliene Israel uit Oudezijds 100 in Amsterdam. Ze vertelt meer over het leven in een gemeenschap in Amsterdam.

‘Op een avond in het eerste jaar dat ik hier woon heb ik receptie-dienst. Ik heb duidelijke instructies gekregen: om 22.30 uur gaat het licht uit. Precies als ik het licht uitdoe gaat de bel. “Niet open doen” is het eerste dat door me heen schiet. Ik kijk, maar zie in het donker bijna niets, omdat de man voor de deur heel donker is. Hij blijft bellen, dus ik doe de deur toch open. “Ze kennen me hier”, zegt hij, maar ik word nerveus van zijn voorkomen. Hij ziet er onverzorgd uit er ruikt naar alcohol. “Ze kennen me hier, echt ze weten wie ik ben”, blijft hij zeggen. Het liefst wil ik hem snel weg hebben en ik bel toch een van de communiteitsleden. Het is zijn vrije avond, maar ik beschrijf wie er voor de deur staat. Hij komt gelijk en is duidelijk blij om de man te zien: hij slaat een arm om hem heen en zegt: “Wat goed om je te zien, welkom!”.

Ik wend me wat beschaamd af en zie boven de deur de woorden: “Ici entrent les envoyés de Dieu”: wie hier binnenkomen zijn door God gezonden. Ik realiseer me dat ik soms de deur open moet doen voor iemand die ik buiten mijn leven wil houden. En daarmee ontdek ik iets van die ander, maar ook van mijzelf en van God. Vanuit dit principe wil ik leven, om in die ander iets te ontdekken van God.’


Wonen op de Wallen
Aan het woord is Rosaliene: dominee, theoloog, onderzoeker, moeder, partner en nog veel meer. Vandaag spreek ik haar omdat ze woont en leeft in een leefgemeenschap. Niet zomaar eentje, maar een midden op de Wallen in Amsterdam: Oudezijds 100. Inmiddels woont ze er 17 jaar met man en kinderen en is ze lid is van de kerngroep: de oecumenische communiteit Spe Gaudentes.

In haar studententijd koos Rosaliene er al voor om in een studentenhuis te wonen van Ruimzicht, waar ze samen aten, vrijwilligerswerk deden en elke week een liturgisch moment hadden. Daar ontmoette ze haar man en samen wilden ze deze vorm van praktisch christen-zijn doorzetten. Zo kwamen ze uiteindelijk terecht bij Oudezijds 100 in Amsterdam.

Hier laten ze in hun praktische werk – hun huis is tegelijkertijd een soepwinkel, een plaats waar je begeleid kunt wonen, een inloop en een medische hulppost – zien wie God is. Daarnaast begeleidt Rosaliene andere leefgemeenschappen in haar rol als dominee en doet ze onderzoek naar christelijke leefgemeenschappen.

Roze handdoeken
Dat dat samenleven niet altijd makkelijk is geeft ze graag toe: ‘Het is zoals Bonhoeffer al zei: “Wie niet met zichzelf kan leven, kan niet in een gemeenschap leven”. En zo is het elke keer als ik geconfronteerd word met dingen die niet gaan zoals ik dat wil. Zo had iemand laatst de nieuwe rode handdoeken bij de witte in de wasmachine gegooid. Terwijl ik geïrriteerd naar de roze geworden handdoeken staarde, bedacht ik me dat dit precies is waar het hier op aankomt: je wordt met jezelf en je eigen beperkingen geconfronteerd. Kan ik daar mee leven? God kan en wil zo met ons leven… Uiteindelijk werd het dus een genadevolle ervaring, die roze handdoeken.’

Antwoorden op God
Het is niet altijd makkelijk, maar toch blijft ze vol overtuiging kiezen voor het leven in een gemeenschap. ‘Het is gehoor geven aan een roeping die we allemaal hebben als christenen. Om antwoord te geven op het feit dat God naar ons toegekomen is. Leven in een gemeenschap is een manier waarop je dat kunt doen. Ik zie het als mijn roeping, en daarom kan ik de uitdagingen, maar ook de vreugde en rijkdom die het brengt linken aan mijn relatie met God’.

Lichtpuntjes van hoop
‘Aan het einde van zijn leven bezocht ik de man waar ik zestien jaar geleden liever de deur niet voor opendeed. Inmiddels hadden we samen prachtige avonturen beleefd, hoewel we ook flinke ruzies hebben gehad. Hij was drugsverslaafde geweest, had allerlei ellende meegemaakt, maar uiteindelijk kreeg de kanker hem te pakken. We zaten naast elkaar op de intensive care en keken elkaar eens aan: “Tjonge, dat je nou aan kanker dood moet gaat na alles wat je hebt gedaan”, zei ik grappend. We waren elkaar zo vertrouwd geraakt, dat ik dat kon zeggen. Het is voor mij het lichtpuntje dat er hoop is in deze wereld en dat ik daar ook iets van kan zijn.’

Bron: Lazarus, 28 augustus 2018