‘Weg naar paradijs is mooier dan paradijs’
Elke woensdag of donderdag maakt straatpastor Hanna Wapenaar (26) Amsterdam onveilig, met in haar tas een lunchpakket voor twee. Al lopend door het centrum spreekt ze mensen aan en vraagt of ze met hen mag lunchen. Ook met kou en regen trekt ze erop uit, want ze wil geen ‘mooi-weer-pastor’ zijn. Vandaag schijnt de zon. ‘Het is altijd weer spannend wie ik tegenkom’, vertelt Hanna, terugkijkend op haar eerste jaar als straatpastor in Amsterdam. ‘Het is belangrijk dat ik onbevooroordeeld contact maak. Officieel is mijn doelgroep dak- en thuislozen, maar dat zie je niet altijd aan de buitenkant.’
Hier en nu
Vandaag doet ze het Sarphatipark. Op een bankje zit een jonge vrouw met een grote bos krullen. ‘Vind je het goed dat ik naast je kom zitten?’ Dat mag. Maar op de vraag ‘Kom je hier vaak?’, vertelt de vrouw dat ze om de hoek werkt en tussen de middag de rust van het park zoekt. Met de nadruk op ‘rust’. Hanna begrijpt de hint, neemt vriendelijk afscheid en loopt verder. Bij twee mannen op een bankje verderop staat een bekende met een hondje. Hij volgt al veertien jaar de pastorale filosofiegroep bij het Straatpastoraat van de Protestantse Diaconie Amsterdam en is blij Hanna te zien. Met zijn vieren delen ze de lunch en praten over het leven. Een van de mannen merkt wijs op: ‘De weg naar het paradijs is mooier dan het paradijs zelf.’ Met andere woorden: ‘Je moet leven in het hier en nu en niet wachten op later.’
Bewijzen
In het begin moest Hanna zich nog wel bewijzen. Zo riep een groepje verslaafden haar eerst vijandig toe: ‘He daar, we hebben je wel gezien hoor!’ Toen Hanna bij hen ging zitten, bleek dat ze dachten dat ze een stille was. Door haar belangstelling en open blik, smolt het ijs gaandeweg. Hanna begreep hun afwerende houding wel. ‘Ik heb geen ander doel dan belangstellend contact maken, terwijl instanties uit hoofde van hun werk selectief moeten luisteren. Later hoorde ik dat ze blij waren dat ze bij mij gewoon hun verhaal kwijt konden, zonder iets te moeten.’ Wat de ander wil, is bovendien altijd leidend. ‘Een keer, toen het regende, nodigde ik een daklozenkrantverkoopster uit om ergens binnen te gaan zitten. Maar dat was geen goed idee, want dan liep ze klandizie mis. Dus hebben we buiten staande onze lunch opgegeten en met elkaar gepraat.’
Lunchgesprekken
Door de lunchgesprekken heeft ze al veel mensen leren kennen. ‘Soms zetten mensen hun hakken in het zand omdat ze denken dat ik het over God wil hebben’, lacht Hanna. ‘Dan zeg ik dat dat mag als ze dat willen, maar dat het me daar niet om gaat. Ik wil mensen een gevoel van ruimte geven, dat ze gezien en gehoord zijn. Kortom het evangelie leven, in plaats van het verkondigen.’ Toch moet ze in een enkel geval weleens iemand afwijzen. ‘Dat vind ik het moeilijkste, maar soms moet het gewoon. Iemand had zich een keer in een groep zo onmogelijk gemaakt, dat de anderen aandrongen op schorsing. Dat deed niet alleen hem, maar ook mij veel pijn. Gelukkig zag ik hem weken later op straat lopen. Ik was zo blij; hij zag er goed uit, had blijkbaar de juiste hulp gekregen.’
Wal en schip
Soms kan ze meer voor mensen betekenen dan het bieden van een luisterend oor. Een formulier helpen invullen, een telefoontje plegen, dat soort dingen. ‘In het begin ben ik eens naar de Jan van Galenstraat gegaan (het loket waar daklozen zich moeten melden om in aanmerking te komen voor een uitkering, red.) om te kijken hoe dat voelt.’ ‘Mensen lopen soms vast in het systeem en raken dan gefrustreerd. Ze moeten elke keer opnieuw hun levensverhaal vertellen en raken weleens tussen wal en schip.’ Het komend jaar hoopt ze ook een keer bij bestuurders aan te kunnen schuiven om haar ervaringen met hen te delen.
Tekst: Janneke Donkerlo
Foto: Maartje Geels