Uw hand
De afgelopen weken las ik de politieke memoires van Ruud Lubbers. Zij geven een unieke inkijk in het politieke handelen en denken van een politicus die twaalf jaar lang premier was van Nederland. De memoires laten ook iets zien van het innerlijke leven van Lubbers. Je zou het niet direct van hem verwachten, maar ook Lubbers had zo zijn diepe onzekerheden. De grond voelde soms wankel voor hem. Op dergelijke moment zocht hij houvast bij God. Ik werd met name geraakt door een gebed dat Ruud Lubbers schreef in 1982, een week voordat hij premier werd. Ik citeer er enkele zinnen uit:
Soms wordt het dof en grauw
verdwaasd, versuft aan alle kanten
om je heen; je bent alleen.
Mijn God, wat kan je eenzaam zijn.
Laat wijken toch de mist, dat bange beven,
dat radeloze ik, opstandig en verwezen.
Laat schuilen, mijn gemoed in Uwe hand,
al stamel ik nog slechts,
al is het op, en uit,
Laat schuilen in Uw hand.
Uw hand.
Het gebed raakte mij. Ik draag het sindsdien met mij mee en ik heb het dikwijls gebeden. Niet dat ik zo’n existentiële eenzaamheid ervaar, of met zulke verantwoordelijkheden te maken heb. Ik herken het verlangen om te willen schuilen. Bij mijn geliefden en bij God, van wie de Psalmist zegt dat God mij beter kent dan ik mijzelf ken. En dus ook mijn onzekerheid ziet. Wij zijn in wezen ondoorgrondelijk, voor onszelf en voor elkaar. Wij wagen het erop en springen dikwijls in het diepe, op hoop van zegen. Het gebed van Lubbers verwoordt mijn verlangen dat wij worden gedragen door wat oneindig groter is dan wij kunnen bevatten.
Geschreven door: Joost Röselaers