Ineens werd alles anders. Met een eerste persconferentie van de minister-president. Met het uitblijven van zijn grijns werden we landsbreed op voorhand gewaarschuwd. Het was het begin van de grote ontmanteling der vanzelfsprekendheden. Ik staarde naar het rolletje wc-papier in ons kleinste kamertje – even uitrekenen wanneer wij zonder zouden komen te zitten. Nooit eerder gedaan, zulk staren.
De stad liep leeg. De rolkoffers en hun van ver komende aandrijvers verdwenen binnen de kortste keren. Het massatoerisme dat zoveel ergernis, overlast én geld oplevert: opgelost in het niets. Iemand schrijft over het Oude Kerkplein als een genoeglijk dorpspleintje. De in alle openheid aangeboden betaalde seks met alle verborgen ellende: de gordijnen zijn dicht, het rode licht is uit.
De vanzelfsprekendheid van het hectische en soms naar anarchie zwemend verkeer in onze stad maakte plaats voor een zekere rust en zowaar vormen van hoffelijkheid. Elkaar begroeten, een hand, een kus – het is vervangen door een ongemakkelijk knikje, een handbeweging op gepaste afstand.
De eeuwenoude en diepgewortelde vanzelfsprekendheid van de samenkomst van de geloofsgemeenschap, het heilige uur waar niemand aan mag komen, binnen een etmaal was het duidelijk: het mag niet meer. En uit verantwoordelijkheid voor elkaar: het kan niet meer. Ook in het hart van de kerk – de verkondiging van het evangelie en het met elkaar vieren van Christus’ aanwezigheid in woord en sacrament – is elke vanzelfsprekendheid opgeheven. Al dit verdampen, het geeft te denken.
Als iemand mij antwoordde ‘zijn gangetje’ als ik vraag naar hoe het er mee gaat en die dat dan ook nog eens nadrukkelijk uitstraalt, dan betrap ik me zelf nogal eens – vergeef me waarde lezer – op de spontaan opkomende gedachte: daar moet rap een crisisje overheen. Niet dat ik iemand ook maar een spoortje ellende gun, integendeel. Ik las ooit bij een cultuurfilosoof dat onze samenleving leidt aan anesthesie, aan het leven in een permanente verdoving. Dat bedoel ik. (Zie hier ook de achtergrond van mijn stevige weerzin tegen de alomtegenwoordige wiethandel in onze stad, maar dit terzijde.)
Ik geloof, naar ik meen in de lijn met wat de Bijbel daarover ontvouwt, in de betekenis van de crisis, waar zowel een element van oordeel, als van (onder)scheiden in zit. Er is een samenhang in de ecologische, economische en nu ook wereldwijde pandemische crisis: we worden tot op het bot en tot op het hart losgemaakt van alle vanzelfsprekendheden. Het doet pijn, we verliezen veel, soms tot de gezondheid of zelf het leven aan toe.
Maar in al dat verdampen zit dus ook een element van bevrijding. In de zin dat we in een nieuwe ruimte worden gezet, hardhandig zeker. Bevrijd uit de verdoving om op een nieuwe manier te leren kijken naar dat nooit gewone en o zo kwetsbare ontvangen leven van onszelf, de mensen om ons heen en alle leven. Het gaat aan op Pinksteren. Ik stel mezelf de vraag – die is al oud trouwens – of dat ook niet precies de ‘methode’ van de Geest is: ons bevrijden van alle zo gekoesterde vanzelfsprekendheden. Om vervolgens ons een nieuwe taal aan te leren: die van de liefde. Wie weet?
Deze blog is geschreven door Herman Koetsveld